Kennisbank

Op 14 september jl. verzorgde Annerieke Ray een online kennisdeling over het arbeidsrecht. In deze sessie besprak zij ook de stand van zaken met betrekking tot zzp’ers. Kort na deze sessie bracht Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het wetsvoorstel ‘Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’ in internetconsultatie. Dit wetsvoorstel moet verduidelijken wanneer iemand werkt als werknemer en wanneer als zzp'er. Het voorstel is onderdeel van het in april gepresenteerde arbeidsmarktpakket. In dit artikel vertellen we u daar meer over.

Zzp’ers: de huidige stand van zaken

De Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden moet de opvolger worden van de huidige Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA). Ook de wet DBA beoogde zzp’ers en opdrachtgevers duidelijkheid te geven over hun arbeidsrelatie. Zo kunnen zzp’ers via een stroomschema van de Belastingdienst zelf controleren of zij kwalificeren als zzp’er of werknemer. Daarnaast kunnen opdrachtgevers gebruikmaken van modelovereenkomsten die zijn goedgekeurd door de Belastingdienst. Dit zou opdrachtgevers moeten aanmoedigen hun werkzaamheden uit te besteden, zonder het risico dat sprake is van schijnzelfstandigheid.

Op dit moment zijn ruim 8.000 modelovereenkomsten aan de Belastingdienst voorgelegd. Hiervan is ongeveer 25% goedgekeurd. Inmiddels is gebleken dat deze modelovereenkomsten niet hebben geleid tot de gewenste duidelijkheid. De wet is niet werkbaar, en daarom is de Belastingdienst in 2021 gestopt met handhaven. Vooralsnog treedt de Belastingdienst alleen corrigerend op als een opdrachtgever ‘kwaadwillend' is of gegeven aanwijzingen niet opvolgt.

Het probleem van schijnzelfstandigheid onder zzp’ers is dus nog niet verdwenen. Daarom eindigt de tijdelijke handhavingsstop per 1 januari 2025, en treedt niet lang daarna (als alles meezit) de nieuwe Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden in werking.

Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden: wat gaat er veranderen?

In het wetsvoorstel wordt voorgesteld artikel 7:610 BW, dat gaat over de arbeidsovereenkomst, te wijzigen. Lid 2 gaat als volgt luiden:

“Van arbeid verrichten in dienst van een werkgever als bedoeld in het eerste lid is sprake indien:
a. de arbeid wordt verricht onder werkinhoudelijke aansturing door de werkgever, of;
b. de arbeid of de werknemer organisatorisch zijn ingebed in de organisatie van de werkgever, en;
c. de werknemer de arbeid niet voor eigen rekening en risico verricht.”

Ook worden aan dit artikel een derde en een vierde lid toegevoegd:

Lid 3: Indien werkinhoudelijke aansturing of inbedding in de organisatie van de werkgever, bedoeld in lid 2, onderdelen a en b, aanwezig is en bovendien in zwaarwegender mate aanwezig is dan het verrichten van de arbeid voor eigen rekening en risico, wordt de arbeid verricht in dienst van een werkgever.

Lid 4: Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over:
a. wanneer sprake is van werkinhoudelijke aansturing door de werkgever, organisatorische inbedding en het verrichten van arbeid voor eigen rekening en risico als bedoeld in lid 2, en;
b. de wijze waarop een arbeidsrelatie beoordeeld wordt ingeval in vergelijkbare mate sprake is van zowel werkinhoudelijke aansturing door de werkgever of inbedding in de organisatie, als van het voor eigen rekening en risico verrichten van arbeid.

Tot slot wordt er een nieuw artikel 7:610a BW ingevoegd, waarin is bepaald dat bij een uurtarief van maximaal € 32,24 er wordt vermoed sprake te zijn van een arbeidsovereenkomst. Het is dan aan de werkgever om te bewijzen dat dit niet zo is.

Voorbeeldcasus

De Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel geeft 9 voorbeeldcasus, waaronder de volgende.

Casus 6: Een interim-manager laat zich als zzp’er inhuren om als manager te fungeren bij ziekte van een manager die in loondienst is bij een werkgever. De interim-manager is zeer ervaren als manager en kan daardoor snel inspringen. De interim-manager is personeelsverantwoordelijk voor ca. 25 FTE. De cultuur van het bedrijf is om managers relatief vrij te laten en autonoom te laten opereren zolang productie op peil blijft, maar het bedrijf is nadrukkelijk wel bevoegd om aanwijzingen te geven. De interim-manager houdt zich aan de organisatorische kaders die gelden en opereert daarbinnen. De interim-manager heeft hiermee doorgaans 2 of 3 fulltime klussen per jaar voor enkele maanden per opdracht. Op basis van de informatie is er:

    • Enigszins sprake van ‘werkinhoudelijke aansturing’ (ondanks de vrijheid die de interim-manager krijgt, zijn anderen wel bevoegd om aanwijzingen en instructies te geven).
    • Nadrukkelijk sprake van organisatorische inbedding (structureel werk, want de activiteiten worden normaal ook uitgevoerd, het is een kernactiviteit, ze worden zij-aan-zij uitgevoerd met managers die in loondienst zijn en er is sprake van een organisatorisch kader waar de manager zich aan heeft te houden)
    • Gering sprake van werken voor eigen rekening en risico (de risico’s liggen bij de opdrachtgever, er is geen sprake van unieke kennis die niet structureel aanwezig is in de organisatie, de werkende is (naar buiten toe) ook niet herkenbaar als zelfstandig werkende). Wel gaat het om een opdracht van relatief kortere duur (afgezet tegen de gebruikelijke termijn van een management functie).

Conclusie: De mate van werkinhoudelijke aansturing en inbedding in de organisatie weegt duidelijk zwaarder dan de mate van werken voor eigen rekening en risico. Er is sprake van een arbeidsovereenkomst.

Eerste reacties op het wetsvoorstel

Belangenorganisaties van zzp’ers zijn niet te spreken over het voorstel. Volgens Stichting ZZP Nederland schiet het wetsvoorstel zijn doel ver voorbij. De kritiek richt zich op twee hoofdpunten: ‘Het inbeddingscriterium is met name gericht op elementen van een arbeidsovereenkomst en biedt onvoldoende ruimte voor ondernemerscriteria. Het sluit daardoor zzp’ers uit van een veelheid van opdrachten. Voor zover ondernemerscriteria wel een rol spelen, zijn ze niet persoonsgebonden maar worden ze beoordeeld binnen de opdracht. Dat is te beperkt en een gemiste kans op echte duidelijkheid.’

Volgens koepelvereniging Vereniging Zelfstandigen Nederland ontneemt de wet veel zzp’ers het recht op ondernemen. Voorzitter Cristel van de Ven laat weten dat de wet geen extra duidelijkheid vooraf biedt. ‘De wet raakt 100% zelfstandig ondernemers rechtstreeks in hun bestaansrecht. De vrijheid van ondernemerschap, een Europees grondrecht, wordt hun ontnomen.’

Beoogde inwerkingtreding

De internetconsultatie loopt tot 11 november 2023. Daarna moet het al dan niet aangepaste voorstel nog langs de Tweede en de Eerste Kamer.

Het beoogde tijdstip van inwerkingtreding van het voorstel is 1 juli 2025. Er is geen overgangsrecht voorzien. Dit betekent dat de nieuwe regels direct op alle arbeidsrelaties van toepassing zullen zijn, dus ook de op dat moment al bestaande arbeidsrelaties.

Vragen over zzp’ers?

Heeft u vragen over hoe om te gaan met zzp’ers? Neem dan zeker contact met ons op, we helpen u graag verder.